Wat bedoelen we eigenlijk met zelfconsumptie?
Zelfconsumptie draait om het directe gebruik van je eigen opgewekte energie. Dus: schijnt de zon en draait op datzelfde moment je wasmachine, dan gebruik je stroom uit je zonnepanelen en lever je die niet terug aan het net. Hoe hoger je zelfconsumptie, hoe minder je hoeft terug te leveren. En met een thuisbatterij kun je je zelfconsumptiepercentage nog verder verhogen, omdat je je overschot kunt bewaren voor later.
En wat is dan zelfvoorzienendheid?
Zelfvoorzienendheid gaat over hoeveel van jouw totale energieverbruik je zelf kunt opwekken. In andere woorden: hoeveel van je verbruik uit eigen bron komt. Een score van 100% betekent dat je in theorie helemaal los kunt van het openbare net. In de praktijk is dat in Nederland vrijwel onmogelijk, omdat er – zeker in de winter – te weinig zonuren zijn.
Klinkt vergelijkbaar. Wat is het belangrijkste verschil?
Bij zelfconsumptie kijk je naar de stroom die je opwekt en meteen verbruikt. Bij zelfvoorzienendheid kijk je naar de stroom die je verbruikt en hoeveel daarvan uit je eigen opwek komt. Twee kanten van dezelfde medaille, maar met een andere focus.
Waarom is een hoge score bij beide zo interessant?
Omdat het je simpelweg minder afhankelijk maakt van het energienet en dat is voordeliger en duurzamer. Je koopt minder stroom in en je levert minder terug tegen lage tarieven. Je benut je eigen opwek dus maximaal.
Hoe helpt een thuisbatterij hierin?

Een thuisbatterij is de sleutel tot slim energiegebruik. Die slaat overtollige stroom op voor later, waardoor je zowel je zelfconsumptie als je zelfvoorzienendheid verhoogt. Je gebruikt meer van wat je zelf produceert én je bent minder afhankelijk van duur inkopen op momenten dat de zon niet schijnt.
Wil je meer van dit soort lastige energievragen simpel uitgelegd krijgen? Check vooral onze andere blogs.



